VAN MIERT
  • Over ons
    • Evenementen
    • Clientenportaal
  • NIEUWS & KENNIS
    • Tips en trucs >
      • Maatregelen Coronavirus
      • Vermogen in box 3 of box 1
      • Benut de liquidatieverliesregeling optimaal
      • Controleer huwelijkse voorwaarden om fiscale gevolgen te voorkomen
      • Relatiegeschenken
      • Voorkom de verdamping van verliezen en bespaar belasting
      • Profiteer optimaal van de wijzigingen van de Vpb-tarieven
    • NIEUWS >
      • Belastingplan 2021
      • Jurisprudentie
    • Kennis >
      • Lenen - financieren
      • Fiscale eenheid (VPB)
    • Fiscale modellen
  • Contact

Toepassing earn-outregeling 
ECLI:NL:HR:2018:1019

Samenvatting Hoge Raad 29-06-2018 ECLI:NL:HR:2018:1019

​Belanghebbende verkoopt certificaten van aandelen. Als tegenprestatie bedingt hij:
  • dat de koper de koopprijs schuldig erkend (rente 5%),
  • dat ontvangen interimdividend wordt gebruikt voor aflossing en
  • dat er jaarlijks dividend wordt uitgekeerd (tot 25% solvabiliteit).

Belanghebbende heeft de vordering op de koper afgewaardeerd ten laste van zijn (belastbare) winst. De inspecteur laat de aftrek niet toe.
Het Hof heeft de inspecteur in het gelijk gesteld. 

"Het Hof heeft daartoe geoordeeld dat uit hetgeen is overeengekomen voortvloeit dat tussen de ter zake van de verkoop van de certificaten bedongen koopsom, de kwijting daarvan en de vordering uit de schuldigerkenning een zodanige samenhang bestaat, dat zij in economische zin als één geheel moeten worden beschouwd. Op grond daarvan heeft het Hof vervolgens geoordeeld dat, gelet op de uit de wetshistorie blijkende ruime strekking van de zogenoemde earn-outregeling, de rechten die voortvloeien uit de vordering wegens schuldigerkenning voor de toepassing van die regeling op basis van een zelfstandige fiscaalrechtelijke kwalificatie moeten worden aangemerkt als de prijs, als bedoeld in de eerste volzin van artikel 13, lid 6, van de Wet, waarvoor de certificaten zijn vervreemd." 

Tegen deze oordelen richten zich de klachten in de cassatieprocedure. De Hoge Raad verklaard het cassatieberoep ongegrond op grond van het navolgende:

"2.4.1. Indien een (gedeelte van een) deelneming is vervreemd of verkregen tegen een prijs die geheel of ten dele bestaat uit een recht op een of meer termijnen waarvan het aantal of de omvang in het jaar van de vervreemding of de verkrijging nog niet vaststaat, behoren volgens artikel 13, lid 6, eerste volzin, van de Wet bij de vervreemder de waardeveranderingen van dat recht en bij de verkrijger de waardeveranderingen van de met dat recht corresponderende verplichting tot de voordelen uit hoofde van de deelneming. De geschiedenis van de totstandkoming van deze bepaling wijst uit dat de wetgever met de regeling heeft beoogd de waardeontwikkeling van het als tegenprestatie verkregen recht onder de deelnemingsvrijstelling te brengen teneinde te voorkomen dat koper en verkoper bij de waardering van dat recht van een verschillende schatting uitgaan, met langdurige discussies met de inspecteur tot gevolg (Kamerstukken II 2001/02, 28 034, nr. 3, blz. 12).
2.4.2. Uit de bewoordingen van artikel 13, lid 6, van de Wet en de hiervoor in 2.4.1 bedoelde totstandkomingsgeschiedenis van die bepaling volgt dat het daarin gehanteerde begrip ‘prijs’ moet worden opgevat als hetgeen de vervreemder bij de vervreemding van de deelneming als tegenprestatie verkrijgt. Deze uitleg strookt met de doelstelling van de wetgever om waarderingsgeschillen te voorkomen in gevallen waarin de totale omvang van de tegenprestatie op voorhand onzeker is.
​2.4.3. In het oordeel van het Hof dat een onverbrekelijke samenhang bestaat tussen de verkoop van de certificaten en de daarvoor bedongen koopsom enerzijds en de vordering die voortvloeit uit de overeenkomst van schuldigerkenning anderzijds, ligt besloten dat hetgeen belanghebbende bij de vervreemding van haar deelneming als tegenprestatie heeft verkregen, die laatstgenoemde vordering behelst. Dit oordeel van het Hof geeft niet blijk van een onjuiste rechtsopvatting. Voor het overige kan dit oordeel van het Hof, als verweven met waarderingen van feitelijke aard, in cassatie niet op juistheid worden getoetst. Het is toereikend gemotiveerd. De klachten falen daarom voor zover zij zich richten tegen dit oordeel."

Conclusie
Het doel van de earn-outregeling is de waardeontwikkeling van de tegenprestatie (prijs) voor de verkoop van tot de deelnemingsvrijstelling behorende aandelen/certificaten onder de deelnemingsvrijstelling te brengen.Door de onverbrekelijke samenhang [feitelijk oordeel Hof BVM} moet onder de prijs worden begrepen de vordering die voortvloeit uit de overeenkomst van schuldigerkenning. 
De waardeontwikkeling is objectief vrijgesteld (deelnemingsvrijstelling).


Neemt u gerust contact met ons op als u vragen heeft. Wij helpen u graag!
Foto
​Bart van Miert
Register Belastingadviseur met een passie voor zijn vak. 

Bart heeft bijzondere kennis van de vennootschapsbelasting en de fiscale behandeling van de DGA. Dagelijks adviseert hij ondernemingen en hij publiceert regelmatig in (online) vakbladen.
BEL BART
MAIL BART

VM | Belastingadviseurs is gevestigd te Goirle (Tilburg) en richt zich op fiscaal-juridische advisering van ondernemingen in het MKB.
Niet gevonden wat u zoekt? 
CLIENTENPORTAAL
JURIDISCH
Privacy statement, cookies en disclaimer
VESTIGING GOIRLE TILBURG
Tilburgseweg 16 B
5051 AH Goirle
+31 (0)13 737 03 21
DIENSTEN
Belastingadvies
​Belastingaangifte
Evenementen
  • Over ons
    • Evenementen
    • Clientenportaal
  • NIEUWS & KENNIS
    • Tips en trucs >
      • Maatregelen Coronavirus
      • Vermogen in box 3 of box 1
      • Benut de liquidatieverliesregeling optimaal
      • Controleer huwelijkse voorwaarden om fiscale gevolgen te voorkomen
      • Relatiegeschenken
      • Voorkom de verdamping van verliezen en bespaar belasting
      • Profiteer optimaal van de wijzigingen van de Vpb-tarieven
    • NIEUWS >
      • Belastingplan 2021
      • Jurisprudentie
    • Kennis >
      • Lenen - financieren
      • Fiscale eenheid (VPB)
    • Fiscale modellen
  • Contact